Afgelopen week nam ik deel aan een bijeenkomst bij de Sociaal Economische Raad (SER) over de driehoek toezicht-bestuur-medezeggenschap. Marilieke Engbers hield daar een bevlogen verhaal over haar onderzoek naar het ongezegde in de boardroom. In haar boek “Onder commissarissen” beschrijft ze de uitkomsten van dit onderzoek. Volgens Marilieke blijft er veel ongezegd in de bestuurskamer en zou het helpen als bestuurders en toezichthouders vaker zeggen wat zij denken. In het gesprek dat daarna plaats vond was de algemene opinie dat bestuurders en toezichthouders zich kwetsbaar moeten opstellen. Bestuurders en toezichthouders zouden moeten benoemen wanneer zij twijfelen en aangeven wat zij moeilijk, spannend of vervelend vinden.
Kwetsbaarheid tonen
Het thema leiders en kwetsbaarheid houdt me al langer bezig. Je kwetsbaar tonen past natuurlijk heel goed bij authentiek leiderschap. Toch heb ik mijn twijfels of leiders altijd hun kwetsbaarheid moeten en kunnen laten zien. Het tonen van kwetsbaarheid lijkt heel sympathiek, maar kan ook veel onrust met zich meebrengen. Mijn coachees geven bijvoorbeeld aan hoe lastig zij het vinden als hun baas emotioneel is. Mensen hebben toch behoefte aan een stabiele leider.
Aan de andere kant voelen medewerkers vaak feilloos aan hoe hun leidinggevende zich voelt en spelen daar als vanzelf op in. Als medewerkers toch wel merken wat er bij de leider speelt, kan een leider het net zo goed benoemen.
Bewuste kwetsbaarheid
Ik kom dan ook uit op een soort bewust of gecontroleerd tonen van kwetsbaarheid. Leiders moeten zich volgens mij sowieso bewust zijn van hun gedrag en dat geldt ook voor het tonen van kwetsbaarheid. Waar de grens ligt zal voor iedere leider anders zijn, afhankelijk van zijn persoonlijkheid en de situatie. Voor mij zou een criterium zijn of het functioneel is en of het bijdraagt aan het doel. Ik ben heel benieuwd hoe andere leiders daar tegenaan kijken en welke afwegingen zij maken.